Minister Van Peteghem profileert zich als de trekker van de volgende ‘grote fiscale hervorming’. Hoewel we zeker al interessante ideeën hoorden, kunnen we niet anders dan met enig scepticisme kijken naar de intenties. Waarom? Hieronder een verduidelijking.
Het niveau van de loonkost rechtvaardigt en bespoedigt de nood aan een fiscale hervorming. Ongeacht de strekking is iedereen het hierover eens. En dat is zowel objectief als subjectief een vaststelling. De OESO onderzocht de zogenaamde ‘tax wedge’ (belastingdruk op inkomens, nl. de cumul van fiscale en sociale lasten op arbeid), en wijst aan België de hoogste ranking toe van landen met de grootste belastingdruk. Die eerste plaats komt ons land al vele jaren toe. En ook al is de situatie lichtjes verbeterd, onze eerste plaats kwam nooit in het gedrang.
Een eerste uitdaging voor de minister is de paradox die er bestaat tussen de wil om de loonlasten te verlagen en om dit tegelijkertijd budgettair neutraal te houden. Het heeft veel weg van diëten: gewicht willen verliezen zonder de dagelijkse calorie-inname te verlagen… Misschien is het wel mogelijk, maar er zijn altijd verborgen nadelen (cholesterol bijvoorbeeld) of gedrag dat radicaal moet worden aangepast (vegetariër worden bijvoorbeeld). En op dat punt is het niet de diëtist die moet veranderen, maar wel de patiënt (in dit geval de belastingplichtige).
Met een begroting van 53 miljard aan inkomsten, d.w.z. 12 % van het BBP of 28 % van de belastingsinkomsten voor België, is het aandeel van de PB te groot. Als we de fiscale druk willen verlagen, zouden we een macro-aanpak moeten hanteren, gestoeld op nieuwe evenwichten. Hiervoor is een samenwerking nodig van alle ministers, en bij voorkeur ook van alle entiteiten (federaal en gewestelijk)…: een onmogelijke uitdaging…
De context is nochtans erg gunstig voor de minister. In volle energiecrisis wordt de koopkracht van elke belastingplichtige bedreigd. Onze consumptiepatronen zijn echter ongewijzigd gebleven en terwijl we gisteren nog aan onze belangrijkste verzuchtingen konden voldoen, moeten we vandaag een aantal offers brengen, al dan niet in sterkere mate naar gelang onze persoonlijke situatie. De loonlast verlagen is dus een argument dat iedereen graag hoort en niet in een ideologisch vakje kan worden geduwd.
Daarom is de hervorming vandaag een hot topic. Maar niet iedereen steunt het idee vanuit eenzelfde intentie. En dan volgt de tweede bedenking met betrekking tot de voorstellen tot hervorming. In het voorstel tot hervorming, met name in de eerste intentieverklaring, wordt duidelijk dat het de arbeiders zijn, en dan vooral deze die een gunstige regeling genieten, die worden getroffen. Deze regelingen, die ook wel ‘fiscale niches’ worden genoemd, bestaan sinds de jaren ’90, en volgen uit sociaal overleg, met een gunstig advies van vertegenwoordigers van arbeiders en bedienden. Het doel hiervan was om aan arbeiders een voordeel toe te kennen, dat niet te veel kosten zou opleveren. De overheid zou het verschil bijpassen. Door te opperen dat een groot deel van deze voordelen best zouden verdwijnen, vraagt men aan loyale werknemers om, voor alle anderen, bij te dragen aan de totstandkoming van een nieuwe fiscale hervorming. De fiscale druk wordt verlegd van personen die in een bepaalde periode werden uitgekozen omwille van het werk, ten voordele van personen die niet kunnen worden verkozen of personen die niet (meer) werken. Ik durf dit systeem ‘people shift’ noemen, een aanval op de middenklasse!
De hervorming van (19)62 was ingrijpend. De hervorming introduceerde de progressieve inkomstenbelasting. Een lovenswaardig idee. 3 jaar laten bedroegen de inkomsten uit de PB nochtans slechts 6 % van het BBP, en 20 % van de fiscale inkomsten. De vergelijking leert ons veel. Een hervorming na 60 jaar met dezelfde inzet, moet onvermijdelijk leiden tot aanpassingen. We botsen op de grenzen van een systeem. En dat brengt ons tot de derde reden om met enige argwaan naar de voorstellen te luisteren.
Dertig jaar later vond de hervorming van (19)92 plaats. Deze was minder ingrijpend en stond eerst en vooral in het teken van een herformulering van het wetboek.
2022 is dus een goed jaar als we de kadans van 30 jaar willen aanhouden. De diepe noden van de jaren ’62 en de vorm van de jaren ’92 zijn allebei aanwezig.
Nochtans vrees ik ervoor dat we de opportuniteit gemist hebben. Toch betekent dit niet dat we het niet kunnen ombuigen tot een succesverhaal. Die wens koesteren we alleszins!