• FR
  • NL
  • EN

Verplichte mobiliteitsbudgetten: een tweezijdige hervorming die het autobeleid van bedrijven zal veranderen

België staat op het punt een belangrijke stap te zetten in de decarbonisering van zijn professionele mobiliteit. Sinds 2019 maakte het mobiliteitsbudget het al mogelijk voor een werknemer om een bedrijfswagen af te wijzen (of te vermijden) om duurzamere oplossingen te financieren. Tot nu toe facultatief, staat dit mechanisme op het punt om een wettelijke verplichting voor werkgevers te worden: vanaf 1 januari 2026 moet elk bedrijf dit budget aanbieden aan elke medewerker die in aanmerking komt voor een bedrijfswagen. Een tweede fase wordt aangekondigd om het systeem uit te breiden naar alle werknemers, zelfs degenen die geen recht hebben op een bedrijfswagen.

Deze omschakeling, die past binnen een versterkt klimaatbeleid, vereist een grondige herijking van de HR- en fiscale praktijken van bedrijven. Het vereist beheersing van het wettelijk kader en het anticiperen op de financiële, organisatorische en sociale impact van een hervorming die de extralegale voordelen en het wagenparkbeheer zal hervormen.


1. Herinnering: huidige werking van het mobiliteitsbudget

Het mobiliteitsbudget, ingevoerd bij de wet van 17 maart 2019 en geïntegreerd in het Wetboek der Inkomstenbelastingen (CIR 92) en het Wetboek van Sociale zekerheid, is gebaseerd op een eenvoudige logica: de totale gebruikskosten (Total Cost of Ownership – TCO) van een bedrijfswagen wordt een vrij besteedbaar jaarbudget in drie pijlers[1]:

  • Pijler 1 – Ecologisch voertuig. De werknemer kan kiezen voor een milieuvriendelijke wagen. Vanaf 1 januari 2026 zal deze voorwaarde worden aangescherpt: alleen 100% elektrische wagens kunnen nog worden gefinancierd in deze pijler, waarbij klimaatneutraliteit een absoluut criterium wordt.
  • Pijler 2 – Duurzame mobiliteit. Deze pijler omvat het openbaar vervoer, de fiets (elektrisch), deelauto's, maar ook een deel van de woon- werkverkeerkosten als deze de werknemer dichter bij zijn werkplek brengen. Deze voordelen zijn vrijgesteld van roerende voorheffing en van RSZ-bijdragen.
  • Pijler 3 – Saldo in cash. Het niet-gebruikte saldo kan worden omgezet in cash, maar is onderworpen aan een specifieke RSZ-bijdrage van 38,07 %, wat de economische aantrekkelijkheid beperkt.

Tot nu toe was de invoering van het budget gebaseerd op het vrije initiatief van de werkgever, behoudens bepaalde voorwaarden (met name de continue terbeschikkingstelling van een wagen gedurende 36 maanden).


2. Naar een wettelijke verplichting vanaf 1 januari 2026

Het regeerakkoord 2024-2029 kondigt een dubbele hervorming aan:

  • Fase 1 (vanaf 1 januari 2026) : verplichting voor elke werkgever die bedrijfswagens toekent of van plan is toe te kennen om systematisch het mobiliteitsbudget aan te bieden aan elke betrokken werknemer[2]. De aanvaarding blijft facultatief voor de werknemer, die een "klassieke" wagen kan behouden.
  • Fase 2 (datum te bepalen) : uitbreiding van het mechanisme tot alle werknemers, ter vervanging van de huidige regelingen voor de vergoeding van woon-werkverkeer en privéverplaatsingen.

Hoewel de definitieve wettekst nog niet is gepubliceerd, wordt de vermelde timing (1 januari 2026) overgenomen door vele adviesorganen en bevestigd door verschillende parlementaire bronnen.


3. Aangekondigde begeleidende maatregelen en vereenvoudigingen

De inwerkingtreding zou gepaard gaan met overgangsbepalingen om de administratieve complexiteit te verminderen:

  • Waarschijnlijke schrapping van de verplichting om 36 maanden lang een wagen te hebben toegekend alvorens het budget in te voeren.
  • Verduidelijking van de forfaitaire formule voor de berekening van het budget (jaarlijkse totale kostprijs inclusief afschrijving, brandstof/elektriciteit, verzekering en belastingen).
  • Respect voor lopende leasingcontracten: de werknemer zou zijn recht pas kunnen uitoefenen na het aflopen van het lopende contract, waardoor contractuele boetes worden vermeden.
  • Mogelijk behoud van functionele uitsluitingen: sommige functies die veel verplaatsingen vereisen, zouden kunnen worden uitgesloten van de verplichte regeling.

Deze punten moeten nog worden bevestigd door de toekomstige uitvoeringswet, maar schetsen reeds een basis van rechtszekerheid voor werkgevers.


4. Economische en fiscale uitdagingen voor bedrijven

De verplichting om een mobiliteitsbudget aan te bieden is niet financieel neutraal. Het vereist:

  • Herberekening van de TCO van huidige en toekomstige wagens: een elektrische wagen (pijler 1) geniet van een hogere fiscale aftrekbaarheid (tot 100% voor aankopen vóór de deadlines voor vergroening) maar impliceert hogere aankoopkosten.
  • Herziening van het leasingbeleid: het bedrijf moet de geleidelijke afbouw van thermische contracten in zijn budgetten integreren en flexibele voorwaarden onderhandelen.
  • Aanpassing van de boekhouding en de loonadministratie: de conversie naar cash (pijler 3) impliceert een specifieke RSZ-bijdrage en een aparte verwerking in de fiscale fiches en de Dimona-aangiften.

Illustratie. Een KMO in Brussel die momenteel 20 bedrijfswagens ter beschikking stelt, zal vanaf 2026 een budgettair alternatief moeten aanbieden aan al deze begunstigden, bij gebreke waarvan sprake is van een wettelijke overtreding. De potentiële kosten variëren afhankelijk van het aandeel van de toetreding tot pijler 2 (vrijgesteld) of pijler 3 (belast).


5. HR- en organisatorische gevolgen

Het mobiliteitsbudget is niet alleen een fiscaal instrument: het is een hefboom voor HR-beleid. Het kan de aantrekkelijkheid van de werkgever versterken bij stedelijke profielen die gevoelig zijn voor zachte mobiliteit, maar vereist ook sociaal overleg en een herschrijving van het interne beleid.

  • De arbeidsvoorwaarden moeten worden gespecificeerd in contracten of addenda.
  • Platformen voor mobiliteitsmanagement (multi-transportkaarten, loonintegratie) worden essentieel om de budgettaire en administratieve stromen te beheren.
  • De loonbalansen moeten worden herbeoordeeld om ongelijkheden te vermijden tussen werknemers die recht hebben op een wagen en degenen die dat voorheen niet hadden, vooral tijdens fase 2.


6. Hoe u zich vandaag al kunt voorbereiden

Zelfs als uitstel mogelijk is, bereidt een goed geïnformeerde werkgever zich vooraf voor. Deg & Partners raadt al aan om:

  • Potentiële begunstigden (huidige en toekomstige) in kaart te brengen en de totale TCO-kost te schatten.
  • Verschillende scenario's van toetreding te simuleren (100% pijler 1 vs 50% pijler 2, enz.) om de budgettaire impact te meten.
  • Lopende leasingcontracten te analyseren en eventueel opties voor vroegtijdige beëindiging of vervanging te onderhandelen.
  • Sociale documenten (arbeidsovereenkomsten, interne reglementen) bij te werken om de nieuwe mobiliteitsclausules op te nemen.

Door nu al actie te ondernemen, kan het bedrijf een wettelijke verplichting omzetten in een strategische kans: verbetering van het ESG-imago, fiscale optimalisatie en een betere kwaliteit van leven op het werk.


7. Overzichtstabel en aanbevelingen

Aspect

Huidige situatie

Na hervorming (Fase 1)

Aanbevelingen Deg & Partners

Wettelijke verplichting

Vrije keuze van de werkgever

Verplichte aanbieding aan elke werknemer met recht op een wagen (vanaf 01/01/2026)

De betrokken werknemers identificeren en het HR-beleid aanpassen

In aanmerking komend voertuig pijler 1

Voertuig met lage emissies

Exclusief elektrisch vanaf 2026

De TCO herberekenen en de vergroening plannen

Voorwaarde van 36 maanden

Vereist

Waarschijnlijke schrapping

De interne processen dienovereenkomstig bijwerken

Leasingcontracten

Geen verplichting tot handhaving

Waarschijnlijk respect voor lopende contracten

De clausules controleren en heronderhandelen

Uitbreiding tot alle werknemers

Nee

Fase 2 gepland (datum te bepalen)

De integratie van de andere medewerkers in het mobiliteitsbeleid anticiperen

Fiscaliteit pijler 3

RSZ-bijdrage 38,07 %

Handhaving

De werknemers duidelijk informeren over de werkelijke kostprijs

Administratief beheer

Zware procedures

Verwachte vereenvoudiging

Een geïntegreerd beheerplatform selecteren


8. Belangrijkste aanbevelingen

  1. Plan vanaf 2025 de overgang naar een elektrische wagenpark en de implementatie van een aantrekkelijk mobiliteitsbudget.
  2. Simuleer de fiscale en sociale impact van de drie pijlers, met name van pijler 3 (specifieke bijdrage).
  3. Beveilig de leasingcontracten en de addenda bij de arbeidsovereenkomsten.
  4. Implementeer volgsystemen om de conformiteit te garanderen vanaf 1 januari 2026.
  5. Overleg met de werknemers en de sociale partners om de keuzes uit te leggen en de acceptatie te maximaliseren.


Noten

[1]: Wet van 17 maart 2019 betreffende de invoering van het mobiliteitsbudget (B.S., 29 maart 2019), geïntegreerd in het Wetboek der Inkomstenbelastingen 1992 (CIR 92) en in de RSZ-wetgeving.

[2]: Regeerakkoord 2024-2029, hoofdstuk "Fiscaliteit en Mobiliteit", maatregel bevestigd in de mededelingen van de FOD Financiën en de FOD Werkgelegenheid in september 2025 (voorbereidende werken lopende).

Mots clés

Articles recommandés

LEZ Brussel 2026: Diesel Euro 5 en benzine Euro 2 — wat te doen, wanneer en met welke bewijzen?