De vraag of een vennootschap de kosten voor de privéwoning van haar bedrijfsleider fiscaal mag aftrekken, leidt regelmatig tot discussies met de Belgische belastingdienst. Een recente uitspraak van het Hof van Beroep te Gent, van 4 juni 2024, biedt een nuttige verduidelijking over de toepassing van de zogenaamde "bezoldigingstheorie".
De bezoldigingstheorie stelt een vennootschap in staat bepaalde kosten fiscaal te rechtvaardigen, mits deze kosten een bezoldiging vormen die aan haar bedrijfsleider wordt toegekend in ruil voor werkelijk geleverde prestaties ten voordele van de vennootschap. De aanvaarding ervan door rechtbanken blijft echter uitzonderlijk, vooral bij woonkosten.
In de betrokken zaak had SRL X kosten voor de afschrijvingen van een gebouw, waarvan ze het vruchtgebruik had, afgetrokken. Het gebouw werd grotendeels bewoond door haar bestuurder, de heer A, en zijn gezin. De belastingadministratie weigerde deze aftrek omdat de kosten volgens haar niet aan de beroepsactiviteit van de vennootschap verbonden waren. Daarnaast vond ze dat het voordeel van alle aard (VAA) niet werd gerechtvaardigd door specifieke aanvullende prestaties van de bestuurder.
Het Hof van Beroep van Gent gaf de vennootschap gelijk en benadrukte enkele essentiële elementen:
Hiermee leverde de vennootschap voldoende bewijs (via vermoedens) dat de kosten voor het gebouw werden gemaakt om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden.
Neen. Het Hof verduidelijkt dat de belastingdienst van de vennootschap geen specifiek bewijs mag eisen van bijkomende prestaties door de bestuurder voor het toekennen van een voordeel zoals gratis huisvesting. Dit behoort uitsluitend tot de commerciële opportuniteit van de vennootschap. De fiscus mag dus noch het principe, noch de hoogte van deze bezoldiging in vraag stellen omdat het voordeel ruimhartig zou zijn.
Deze uitspraak biedt een belangrijke nuancering: de bezoldigingstheorie kan de aftrek van kosten voor een privéwoning rechtvaardigen, op voorwaarde dat het voordeel expliciet als bijkomende bezoldiging werd voorzien en aangegeven. De fiscus mag zich niet mengen in de economische opportuniteitsbeslissing van de vennootschap.
Deze rechtspraak van 4 juni 2024 (Hof van Beroep Gent) vormt een belangrijk aandachtspunt voor vennootschappen die voordelen in natura aan hun bedrijfsleiders toekennen. Ze benadrukt het belang van een gedegen documentatie (verslag algemene vergadering, fiscale fiches) en beschermt de interne beslissingen van ondernemingen tegen buitensporige betwistingen door de fiscus.
Bron: Hof van Beroep Gent, 4 juni 2024.