België staat op het punt een historisch keerpunt te bereiken. Vanaf 1 januari 2026 wordt een belasting op meerwaarden bij de verkoop van financiële activa door natuurlijke personen van kracht. Daarmee komt een einde aan een van de laatste fiscale uitzonderingen in Europa. Wat lange tijd een blinde vlek was in het Belgische fiscale landschap, wordt nu een volwaardig onderdeel van de personenbelasting.
Deze hervorming, die voortkomt uit een politiek compromis binnen de Arizona-coalitie, wil bijdragen aan fiscale rechtvaardigheid. Maar ze hertekent tegelijk grondig de vermogensstructurering, de familiale overdrachten en de exitstrategieën van ondernemers en beleggers. De nieuwe regels gaan verder dan een forfaitaire belasting van 10 %: ze omvatten vrijstellingen, progressieve tarieven, waarderingsmethodes en regels met een belangrijke impact op successieplanning en internationale mobiliteit.
De belasting op meerwaarden is van toepassing op een brede waaier aan activa, voor zover deze bij verkoop aanleiding geven tot een gerealiseerde meerwaarde. Tot de geviseerde activa behoren onder andere:
Niet belastbaar zijn onder meer:
De belasting is exclusief van toepassing op natuurlijke personen die in België fiscaal resident zijn en onderworpen zijn aan de personenbelasting, evenals op vzw’s en stichtingen die vallen onder de belasting der rechtspersonen, tenzij zij fiscale giften ontvangen.
Vennootschappen – waaronder managementvennootschappen of holdings – vallen buiten het toepassingsgebied. Zij blijven onderworpen aan de vennootschapsbelasting, met toepassing van het regime van de definitief belaste inkomsten (DBI) wanneer aan de voorwaarden is voldaan (art. 202 WIB 92 e.v.).
Vanaf 2026 wordt op elke gerealiseerde meerwaarde een belasting van 10 % geheven. Wanneer de meerwaarde door een Belgische financiële instelling wordt uitbetaald, gebeurt dit via een bevrijdende roerende voorheffing.
Elke belastingplichtige geniet jaarlijks een vrijstelling van 10.000 € op meerwaarden. Dit bedrag stijgt met 1.000 € per jaar zonder verkoop, met een maximum van 15.000 €.
Voorbeeld: iemand verkoopt vijf jaar lang geen activa en realiseert in jaar zes een meerwaarde van 14.000 €. Gezien de cumulatieve vrijstelling van 15.000 € is deze volledig belastingvrij.
Aandeelhouders die op het ogenblik van verkoop minstens 20 % bezitten in een vennootschap, krijgen een vrijstelling van 1 miljoen euro, toepasbaar één keer om de vijf jaar.
Bovendien geldt een progressieve belasting op het bedrag boven 1 miljoen euro:
Schijf | Tarief |
0 – 1.000.000 € | 0 % |
1 – 2.500.000 € | 1,25 % |
2,5 – 5.000.000 € | 2,5 % |
5 – 10.000.000 € | 5 % |
> 10.000.000 € | 10 % |
Er is geen cumul van participaties mogelijk tussen familieleden (tot de vierde graad), wat het klassieke familiale aandeelhouderschap juridisch verzwakt.
Voorbeeld: verkoop van aandelen met een meerwaarde van 4 miljoen € → belasting van ca. 56.250 € na vrijstelling op de eerste miljoen.
Voor de berekening van de meerwaarde wordt gebruik gemaakt van:
Dit veronderstelt een gedocumenteerde vermogensstaat, met bewijsstukken (contracten, afschriften, waarderingsverslagen).
Voorbeeld: een onderneming heeft in 2025 een EBITDA van 900.000 €, een kaspositie van 100.000 € en schulden van 400.000 € → waardering: (900.000 × 4) + 100.000 – 400.000 = 3.200.000 €.
Deze forfaitaire methode is echter niet representatief voor innovatieve bedrijven of kapitaalintensieve sectoren. Daarom is een individuele waardering door een externe expert vaak aanbevolen.
Bij overdracht van activa door schenking of overlijden wordt geen meerwaardebelasting geheven, aangezien er geen realisatie is. De begiftigde of erfgenaam wordt slechts belast bij latere verkoop.
Voorbeeld: een aandeel gekocht aan 10.000 € wordt geërfd op moment van marktwaarde 30.000 € en later verkocht aan 50.000 € → belasting op 40.000 €, niet op 20.000 €.
De historische aankoopprijs geldt dus als referentie – niet de waarde bij overdracht. Dit verhoogt het risico op dubbele belasting (successierechten én meerwaardebelasting).
De inbreng van aandelen in een vennootschap blijft in principe fiscaal neutraal, maar zal onder het nieuwe regime mogelijk fiscaal geherkwalificeerd worden als realisatie indien er sprake is van een fictieve meerwaarde of misbruik (art. 344, §1 WIB 92).
Gedurende de eerste 5 jaar mag de belastingplichtige kiezen tussen:
Vanaf 2031 geldt enkel nog de waarde op 31/12/2025.
Het regime lijkt een verrekening van verliezen toe te laten binnen dezelfde periode van vijf jaar, maar zonder mogelijkheid tot vooruit- of achterwaartse verrekening. Definitieve regels zijn nog niet gepubliceerd.
De bestaande belasting op “abnormale” of speculatieve meerwaarden blijft bestaan (art. 90, 1° WIB 92). Deze worden belast aan 33 % als “diverse inkomsten” of aan progressieve tarieven (tot 50 %) in geval van beroepsactiviteit.
De administratie zou de nieuwe gegevens kunnen gebruiken om bepaalde transacties te herkwalificeren. Transparantie verhoogt dus het fiscaal risico.
Om fiscale emigratie te ontmoedigen, voorziet het nieuwe regime een exit tax als de belastingplichtige zijn fiscale woonplaats naar het buitenland verplaatst en binnen de twee jaar na vertrek zijn activa verkoopt.
De heffing wordt berekend op basis van:
Verkoopprijs – aankoopprijs, niet op basis van de waarde bij vertrek.
Deze regeling moet verenigbaar zijn met het Europees recht (o.m. arrest C-371/10, National Grid Indus) en wordt geïnspireerd door de ATAD-richtlijn.
De nieuwe meerwaardebelasting betekent een structurele omslag in het Belgische fiscaal landschap. Het vereist een herijking van vermogensbeheer, overdrachtsplanning, exitstrategieën en de boekhoudkundige verwerking van participaties.
Deg & Partners raadt zijn cliënten aan om:
Wij staan klaar om u met een multidisciplinair team te begeleiden bij deze complexe fiscale evolutie.