• FR
  • NL
  • EN

Meerwaarden op financiële activa: een fiscale revolutie vanaf 2026

Een structurele hervorming van het Belgische meerwaardenstelsel

België staat op het punt een historisch keerpunt te bereiken. Vanaf 1 januari 2026 wordt een belasting op meerwaarden bij de verkoop van financiële activa door natuurlijke personen van kracht. Daarmee komt een einde aan een van de laatste fiscale uitzonderingen in Europa. Wat lange tijd een blinde vlek was in het Belgische fiscale landschap, wordt nu een volwaardig onderdeel van de personenbelasting.

Deze hervorming, die voortkomt uit een politiek compromis binnen de Arizona-coalitie, wil bijdragen aan fiscale rechtvaardigheid. Maar ze hertekent tegelijk grondig de vermogensstructurering, de familiale overdrachten en de exitstrategieën van ondernemers en beleggers. De nieuwe regels gaan verder dan een forfaitaire belasting van 10 %: ze omvatten vrijstellingen, progressieve tarieven, waarderingsmethodes en regels met een belangrijke impact op successieplanning en internationale mobiliteit.


1. Wat wordt belast? Een ruime definitie van “financiële activa”

De belasting op meerwaarden is van toepassing op een brede waaier aan activa, voor zover deze bij verkoop aanleiding geven tot een gerealiseerde meerwaarde. Tot de geviseerde activa behoren onder andere:

  • Beursgenoteerde én niet-beursgenoteerde aandelen (inclusief private equity);
  • Obligaties, schuldinstrumenten, geldmarktproducten;
  • Afgeleide financiële producten (opties, futures, warrants);
  • Aandelen van beleggingsfondsen (ICBE, beveks, trackers);
  • Levensverzekeringscontracten van tak 21 en tak 23 zonder fiscaal voordeel;
  • Buitenlandse valuta en cryptomunten.

Niet belastbaar zijn onder meer:

  • Groepsverzekeringen (tweede pensioenpijler);
  • Pensioensparen (derde pijler) dat recht geeft op een belastingvermindering;
  • Bepaalde overheidsobligaties met een fiscaal gunstregime;
  • Meerwaarden gerealiseerd door vennootschappen onderworpen aan de vennootschapsbelasting (ISoc).


2. Wie wordt getroffen? Focus op natuurlijke personen, niet op vennootschappen

De belasting is exclusief van toepassing op natuurlijke personen die in België fiscaal resident zijn en onderworpen zijn aan de personenbelasting, evenals op vzw’s en stichtingen die vallen onder de belasting der rechtspersonen, tenzij zij fiscale giften ontvangen.

Vennootschappen – waaronder managementvennootschappen of holdings – vallen buiten het toepassingsgebied. Zij blijven onderworpen aan de vennootschapsbelasting, met toepassing van het regime van de definitief belaste inkomsten (DBI) wanneer aan de voorwaarden is voldaan (art. 202 WIB 92 e.v.).


3. Tarieven, vrijstellingen en progressief stelsel

a. Basisbelasting: 10 % op de nettomeerwaarde

Vanaf 2026 wordt op elke gerealiseerde meerwaarde een belasting van 10 % geheven. Wanneer de meerwaarde door een Belgische financiële instelling wordt uitbetaald, gebeurt dit via een bevrijdende roerende voorheffing.

b. Jaarlijkse vrijstelling van 10.000 €, oplopend tot 15.000 €

Elke belastingplichtige geniet jaarlijks een vrijstelling van 10.000 € op meerwaarden. Dit bedrag stijgt met 1.000 € per jaar zonder verkoop, met een maximum van 15.000 €.

Voorbeeld: iemand verkoopt vijf jaar lang geen activa en realiseert in jaar zes een meerwaarde van 14.000 €. Gezien de cumulatieve vrijstelling van 15.000 € is deze volledig belastingvrij.

c. Vrijstelling voor significante participaties: tot 1 miljoen euro

Aandeelhouders die op het ogenblik van verkoop minstens 20 % bezitten in een vennootschap, krijgen een vrijstelling van 1 miljoen euro, toepasbaar één keer om de vijf jaar.

Bovendien geldt een progressieve belasting op het bedrag boven 1 miljoen euro:

Schijf

Tarief

0 – 1.000.000 €

0 %

1 – 2.500.000 €

1,25 %

2,5 – 5.000.000 €

2,5 %

5 – 10.000.000 €

5 %

> 10.000.000 €

10 %

Er is geen cumul van participaties mogelijk tussen familieleden (tot de vierde graad), wat het klassieke familiale aandeelhouderschap juridisch verzwakt.

Voorbeeld: verkoop van aandelen met een meerwaarde van 4 miljoen € → belasting van ca. 56.250 € na vrijstelling op de eerste miljoen.


4. Bepaling van de meerwaarde: boekhoudkundige en fiscale complexiteit

a. Referentiedatum: 31 december 2025

Voor de berekening van de meerwaarde wordt gebruik gemaakt van:

  • de marktwaarde op 31/12/2025, of
  • de aankoopprijs, indien hoger én bewijsbaar.

Dit veronderstelt een gedocumenteerde vermogensstaat, met bewijsstukken (contracten, afschriften, waarderingsverslagen).

b. Waardering van niet-beursgenoteerde vennootschappen: vier toegelaten methodes

  1. Objectieve marktwaarde via transactie tussen onafhankelijke partijen in 2025;
  2. Contractueel bepaalde waarderingsformule (bijv. putoptie, aandelenregeling);
  3. Forfaitaire methode: EBITDA × 4 – schulden + kaspositie;
  4. Onafhankelijk deskundigenverslag (bedrijfsrevisor of gecertificeerde accountant) vóór 31/12/2026.

Voorbeeld: een onderneming heeft in 2025 een EBITDA van 900.000 €, een kaspositie van 100.000 € en schulden van 400.000 € → waardering: (900.000 × 4) + 100.000 – 400.000 = 3.200.000 €.

Deze forfaitaire methode is echter niet representatief voor innovatieve bedrijven of kapitaalintensieve sectoren. Daarom is een individuele waardering door een externe expert vaak aanbevolen.


5. Successie, schenking en overdracht: belastingvrij, maar met addertjes onder het gras

a. Geen belasting bij schenking of vererving

Bij overdracht van activa door schenking of overlijden wordt geen meerwaardebelasting geheven, aangezien er geen realisatie is. De begiftigde of erfgenaam wordt slechts belast bij latere verkoop.

Voorbeeld: een aandeel gekocht aan 10.000 € wordt geërfd op moment van marktwaarde 30.000 € en later verkocht aan 50.000 € → belasting op 40.000 €, niet op 20.000 €.

De historische aankoopprijs geldt dus als referentie – niet de waarde bij overdracht. Dit verhoogt het risico op dubbele belasting (successierechten én meerwaardebelasting).

b. Inbreng in een vennootschap als alternatief

De inbreng van aandelen in een vennootschap blijft in principe fiscaal neutraal, maar zal onder het nieuwe regime mogelijk fiscaal geherkwalificeerd worden als realisatie indien er sprake is van een fictieve meerwaarde of misbruik (art. 344, §1 WIB 92).


6. Overgangsregeling, verliesverrekening en coexistente regimes

a. Keuze tussen historisch of fiscaal referentiepunt (2026–2030)

Gedurende de eerste 5 jaar mag de belastingplichtige kiezen tussen:

  • de waarde op 31/12/2025
  • de historische aankoopwaarde (indien hoger en bewijsbaar)

Vanaf 2031 geldt enkel nog de waarde op 31/12/2025.

b. Verrekening van minwaarden

Het regime lijkt een verrekening van verliezen toe te laten binnen dezelfde periode van vijf jaar, maar zonder mogelijkheid tot vooruit- of achterwaartse verrekening. Definitieve regels zijn nog niet gepubliceerd.

c. Samenloop met het regime van 33 %

De bestaande belasting op “abnormale” of speculatieve meerwaarden blijft bestaan (art. 90, 1° WIB 92). Deze worden belast aan 33 % als “diverse inkomsten” of aan progressieve tarieven (tot 50 %) in geval van beroepsactiviteit.

De administratie zou de nieuwe gegevens kunnen gebruiken om bepaalde transacties te herkwalificeren. Transparantie verhoogt dus het fiscaal risico.


7. Exit tax: fiscale sluiting van emigratiestrategieën

Om fiscale emigratie te ontmoedigen, voorziet het nieuwe regime een exit tax als de belastingplichtige zijn fiscale woonplaats naar het buitenland verplaatst en binnen de twee jaar na vertrek zijn activa verkoopt.

De heffing wordt berekend op basis van:

Verkoopprijs – aankoopprijs, niet op basis van de waarde bij vertrek.

Deze regeling moet verenigbaar zijn met het Europees recht (o.m. arrest C-371/10, National Grid Indus) en wordt geïnspireerd door de ATAD-richtlijn.


Conclusie: anticiperen, structureren, documenteren

De nieuwe meerwaardebelasting betekent een structurele omslag in het Belgische fiscaal landschap. Het vereist een herijking van vermogensbeheer, overdrachtsplanning, exitstrategieën en de boekhoudkundige verwerking van participaties.


Deg & Partners raadt zijn cliënten aan om:

  • vóór 31 december 2025 hun financiële activa in kaart te brengen;
  • hun niet-beursgenoteerde participaties te laten waarderen door een erkende expert;
  • hun successieplanning en schenkingen te herbekijken;
  • na te denken over inbrengstructuren of overdrachten binnen de familie;
  • hun fiscale woonplaatswijzigingen zorgvuldig te plannen.

Wij staan klaar om u met een multidisciplinair team te begeleiden bij deze complexe fiscale evolutie.

Mots clés

Articles recommandés

Fiscale aftrek voor plug-in hybrides gered… maar enkel nog voor natuurlijke personen

Meerdere beroepsactiviteiten? Zo trekt u correct uw beroepskosten af

Verplichte elektronische facturatie vanaf 2026: geldt dit ook voor uw vzw?