Verloopintentie schiet omhoog met 80% sinds 2021
In het tweede kwartaal van 2024 overwoog 12,4% van de werknemers in België op korte termijn hun werkgever te verlaten. De verloopintentie op korte termijn steeg zo met 80% ten opzichte van 2021 (toen 6,9%). Dat blijkt uit een onderzoek van HR-dienstverlener Securex. Opvallend is dat de wil om op korte termijn te vertrekken een stuk hoger ligt bij werknemers die ziek afwezig zijn van het werk. Daarnaast zijn het vooral arbeiders die het meest geneigd zijn tot een aanstaand vertrek. Qua regio kennen Brussel en Vlaanderen de hoogste verloopintentie terwijl Wallonië stabiel bleef. « Vrijwillig verloop is voor werkgevers de kanarie in de kolenmijn, » waarschuwt Frank Vander Sijpe van Securex.
In de periode april-mei van 2024 zei één op acht werknemers « Ja » op de vraag of ze hun werkgever op korte termijn willen verlaten. Dat is 80% meer dan in 2021 (toen 6,9%) terwijl de verloopintentie op lange termijn stabiel bleef op 19%.
Frank Vander Sijpe, director HR-trends & Insights bij Securex, licht toe: « Vrijwillig verloop is een kanarie in de kolenmijn voor werkgevers en het zijn vaak de beste medewerkers die het eerst vertrekken. Hoewel er onzekerheid is op de arbeidsmarkt, woedt er vooral in Vlaanderen nog steeds een war for talent waarbij werknemers druk worden gesolliciteerd en steeds beter hun marktwaarde kennen. Zo gaan ze sneller het schip verlaten en springen naar andere bedrijven met meer kansen of meer financiële stabiliteit. »
Eerder onderzoek van Securex wees uit dat hoewel er in 2023 een daling was van de vrijwillige uitstroom, deze nog steeds op een hoog niveau staat (11%). Dat wil zeggen dat 1 op 10 werknemers met een contract van onbepaalde duur in 2023 zijn job vrijwillig verliet. De combinatie met de vastgestelde sterke stijging van de verloopintentie op korte termijn, wijst op een mogelijke hoge vrijwillige uitstroom van werknemers in 2024.
Ziek zijn speelt een duidelijke rol in de verloopintentie van werknemers. Bijna één op vier (23,4%) van de werknemers die op het moment van de bevraging ziek afwezig waren van het werk (exclusief klein verlet, arbeidsongeval of zwangerschapsverlof) wil zijn werkgever op korte termijn verlaten. Dat is meer dan dubbel zoveel dan bij wie niet ziek is (11,3%).
In bedrijven tot vijfhonderd medewerkers wil 15% van de werknemers op korte termijn vertrekken. Dit is bijna dubbel zoveel dan bij werknemers die actief zijn grotere bedrijven vanaf vijfhonderd werknemers (8,4%).
« Welzijn en ziektepreventie op vandaag niet ernstig nemen is een kapitale vergissing, » waarschuwt Frank Vander Sijpe. « Door de talentkrapte en stijgende loonkosten worden langdurig afwezigen vooral in kleinere bedrijven minder snel vervangen. Dit leidt tot een negatieve spiraal van stijgende werkdruk, meer absenteïsme, slechtere employer branding en uiteindelijk dus nog meer vertrekkers en slechtere financiële resultaten. »
Het percentage arbeiders dat eerder vroeg dan laat weg wil ligt veel hoger dan bij de bedienden. Zo wilden 17,9% arbeiders in het tweede kwartaal van dit jaar hun job verlaten (vs. 9,1% in 2021), terwijl dat voor 10,1% van bedienden het geval is (vs. 6% in 2021). Het al dan niet telewerken heeft geen invloed op de verloopintentie.
In Brussel heerst de hoogste verloopintentie op korte termijn. Met 15,1% van de werknemers ligt die intentie 3,25 keer hoger dan in 2021. In het Vlaams gewest wil 12,7% van de werknemers de huidige werkgever op korte termijn verlaten: een stijging van 74,3% tegenover in 2021. In Wallonië bleef de verloopintentie de laatste drie jaar stabiel op 10,1%.
Frank Vander Sijpe: « België heeft drie regionale arbeidsmarkten met aparte dynamieken die impact hebben op de verloopintentie van werknemers. Zo zijn er sterke regionale verschillen op vlak van onder andere werkzaamheidsgraad, conjunctuurgevoeligheid van de economische activiteiten en de werkloosheidsgraad die de mate van personeelsschaarste impacteren. »
De cijfers van dit onderzoek komen uit bevragingen over verschillende HR-domeinen die Securex uitvoerde in 2019, 2021 en 2024. De steekproeven tellen telkens minstens 1 500 werknemers en zijn representatief voor de Belgische arbeidsmarkt op vlak van regio, geslacht, leeftijd en statuut. Deze van de meest recente bevraging in april en mei 2024 omvat 1 511 werknemers.