Vandaag is verzuim een van de grootste uitdagingen voor werkgevers. Zeker in de transportsector (PC 140.03) blijven de cijfers alsmaar stijgen. Sinds 2010 gaat die opwaartse trend quasi onafgebroken door, en in 2024 werd opnieuw een record gevestigd.
In 2024 was 74% van de arbeiders in PC 140.03 minstens één dag afwezig wegens ziekte. In een organisatie van 50 medewerkers betekent dat gemiddeld drie zieke collega’s per week – of bijna elke werkdag iemand afwezig. Dat verzuimpercentage in de transport en logistiek voor derden is zorgwekkend.
Zowel het aantal zieke werknemers als de duur van de afwezigheden stijgt. Slechts 26% van de arbeiders bleef het hele jaar door aan het werk – een daling ten opzichte van eerdere jaren.
De grootste relatieve stijging zien we bij het middellang verzuim (1 maand tot 1 jaar), maar in absolute aantallen neemt vooral het kortverzuim (minder dan 1 maand) toe. Steeds meer werknemers zijn meerdere keren per jaar enkele dagen afwezig.
Dat vertaalt zich in een stijgend aantal verloren werkdagen. In 2024 ging in PC 140.03 9% van alle werkdagen verloren door kort- en middellang verzuim, in 2023 was dat 8,4%. Tel je het langdurig verzuim (>1 jaar) erbij, dan stijgt dat cijfer tot meer dan 14%. Dat betekent dat een werknemer gemiddeld meer dan een volle maand per jaar afwezig is.
De verzuimcijfers in transport en logistiek voor derden liggen aanzienlijk hoger dan het Belgische gemiddelde:
Na een tijdelijke daling in 2023 steeg het kortverzuim in 2024 weer: van 4,33% naar 4,41%. Hoewel we nog onder de piek van 2022 blijven, bevestigt dit de stijgende trend. Mogelijke oorzaken zijn economische onzekerheid, verhoogde werkdruk en dalende tevredenheid op de werkvloer.
Ook seizoensinvloeden spelen een rol: de griepgolf van januari 2024 is duidelijk zichtbaar in de cijfers. Opvallend is de opstoot in december, die niet terug te vinden is in de algemene cijfers.
Ook het middellang verzuim blijft stijgen en ligt maandelijks hoger dan het Belgische gemiddelde. In de zomermaanden zien we zelfs een duidelijke piek, terwijl de nationale cijfers daar een stabieler patroon tonen.
Hoewel langdurige afwezigheden vaak meer aandacht krijgen, is het frequente kortverzuim vaak het meest storend én kostelijk. De Bradfordfactor maakt dat zichtbaar. Die wordt berekend als:
Aantal ziektedagen×(Ziektefrequentie)²
In PC 140.03 ligt de gemiddelde Bradfordscore op 419,7 – fors hoger dan het Belgische gemiddelde van 372,31. Dit bevestigt dat frequent kortverzuim een structureel aandachtspunt is in de sector.
Verzuim stijgt doorgaans met de grootte van de organisatie. In grote bedrijven ligt de drempel om zich ziek te melden vaak lager omdat de afstand met het bedrijf groter is. Maar in de transportsector zien we een opvallende afwijking: de categorie van 250 tot 499 werknemers kent de hoogste verzuimimpact. Bedrijven met meer dan 1.000 werknemers doen het zelfs beter. Mogelijk is de afstand tot leidinggevenden in die middelgrote bedrijven groot genoeg om de betrokkenheid te verminderen, maar nog niet groot genoeg om een sterk verzuimbeleid te hebben.
Ook leeftijd maakt een verschil:
De sterkste stijging zien we bij de 25-29-jarigen (+24%).
De sterkste stijging zien we bij de 25-29-jarigen (+24%).
In 2024 bedroegen de kosten van kortdurend verzuim gemiddeld € 1.632,76 per voltijdse werknemer, exclusief patronale bijdragen. Voor een organisatie met 50 medewerkers betekent dat meer dan € 80.000 per jaar, enkel voor de niet-gepresteerde werkuren. Indirecte kosten zoals productiviteitsverlies, vervangingskosten, verhoogde werkdruk en klantontevredenheid zijn moeilijker te becijferen, maar minstens even reëel.
Vanaf 2026 komt daar nog een solidariteitsbijdrage bovenop: werkgevers moeten dan 30% van de ziekte-uitkering bijdragen tijdens de tweede en derde maand van arbeidsongeschiktheid. Een extra reden om vandaag al werk te maken van een doordacht en preventief verzuimbeleid.
Verzuim is zelden een op zichzelf staand probleem. Vaak is het een symptoom van onderliggende spanningen in de organisatie: werkdruk, motivatie, leiderschap, communicatie enzovoort. Wie verzuim wil aanpakken, begint dus het best met een grondige analyse van de cijfers.
Vergelijk je verzuimcijfers met de sectorale gemiddelden. Zie je opvallende verschillen bij bepaalde leeftijdsgroepen of afdelingen? In de transportsector valt bijvoorbeeld het hoge verzuim bij 30-34-jarigen op. Maar waarom net die groep? Het is verleidelijk om zelf verklaringen te bedenken – “Dat is de leeftijd waarop mensen kinderen krijgen” – maar de Belgische cijfers tonen net het omgekeerde: vanaf 30 jaar daalt het verzuim, mogelijk omdat mensen dan meer financiële verantwoordelijkheden hebben en hun jobzekerheid belangrijker wordt.
Ook seizoenspatronen kunnen inzichten opleveren. De griepgolf in januari is sectoroverschrijdend, maar wat verklaart de extra piek in de zomer in PC 140.03? Is er dan sprake van verhoogde werkdruk, onderbezetting of verminderde motivatie?
Een goed verzuimbeleid begint bij duidelijke afspraken over ziektemelding en opvolging. Niet als controle-instrument, maar als objectief kader voor zorg en welzijn. Zo’n beleid uitschrijven is één ding, het effectief uitvoeren is iets anders.
De sleutel ligt bij de leidinggevenden. Zij zijn het eerste aanspreekpunt bij ziekte en spelen een cruciale rol in de opvolging. Zeker in operationele omgevingen is dat geen evidente taak. Daarom is het essentieel om hen te ondersteunen en op te leiden: hoe verzuim te herkennen, bespreekbaar te maken en correct op te volgen. Die investering vormt de hoeksteen van een duurzaam verzuimbeleid.