• FR
  • NL
  • EN

Als een bank je dwingt, is het dan nog vrijwillig? De discussie over regularisatie en erfbelasting !

In het voorgaande artikel hebben we erop gewezen dat een erfgenaam al vrij snel gedwongen zal worden door de bank om over te gaan tot regularisatie van de ontvangen erfenis indien de origine hiervan en de naleving van alle fiscale verplichtingen met betrekking tot deze erfenis door de erflater niet aangetoond kan worden. Naast de erfbelasting (die tot 55% kan oplopen in bepaalde gevallen) zal dus ook een regularisatieheffing van 45% verschuldigd zijn.

We hebben er ook op gewezen dat de Vlaamse belastingdienst van oordeel is dat de regularisatieheffing van 45% niet als aftrekbaar passief van de nalatenschap aanvaard kan worden. U betaalt dus erfbelasting op het volledige geërfde bedrag, ook al is daarvan reeds 45% naar het Contactpunt Regularisaties gevloeid.

De reden van dit standpunt is gelegen in een recent arrest van het Hof van Beroep te Gent. Het hof oordeelt dat een dergelijke regularisatieheffing geen aftrekbaar passief is in de nalatenschap aangezien de regularisatieheffing een vrijwillig karakter heeft in hoofde van de erfgenamen. Dit zou dus geen schuld vormen in hoofde van de nalatenschap.

Ook de Vlaamse belastingdienst is op die kar gesprongen: men weigert om fiscaal rekening te houden met deze regularisatieheffing om de enige reden dat er geen verplichting zou zijn tot regularisatie in hoofde van de erfgenamen. Een regularisatie zou een geheel vrijwillige keuze zijn.

Indien de redenering van het hof van beroep te Gent gevolgd moet worden dat een regularisatieheffing niet te beschouwen is als een aftrekbaar passief, moet er minstens rekening mee gehouden worden dat de venale waarde van de buitenlandse gelden worden aangetast door de de facto verplichting tot regularisatie.

Daarom voeren wij momenteel een procedure voor de rechtbank van eerste aanleg te Gent tegen de Vlaamse Belastingdienst omtrent deze problematiek. In onze zaak hebben enkele erfgenamen in de nalatenschap van hun oom Luxemburgse effecten en gelden aangetroffen. Deze gelden werden aangegeven in de aangifte van nalatenschap. Teneinde de gelden te kunnen overbrengen naar België eiste de Belgische bankinstelling echter ook dat een regularisatie zou worden doorgevoerd. Precies met die regularisatieheffing wil de Vlaamse belastingdienst nu geen rekening houden om de erfbelasting te berekenen.

Er moet rekening gehouden worden met de realiteit op het terrein. Belgische bankinstellingen nemen vandaag geen risico’s meer en aanvaarden geen gelden meer waarvan niet zeker is dat ze fiscaal volledig in orde zijn. Zodra hierover onduidelijkheid bestaat, wordt de klant gedwongen tot een fiscale regularisatie. Zoniet worden de gelden uit het buitenland niet aanvaard of in het slechtste geval kan de cliëntenrelatie zelfs beëindigd worden. Bij een weigering van de bank kan een erfgenaam niets meer doen met de geërfde gelden: hij kan ze niet overbrengen naar een Belgische bank, hij kan er geen onroerend goed mee kopen (in België of in het buitenland), hij kan de gelden niet plannen, etc.

Hoewel dit vandaag de praktijk is, kan geen enkele duidelijke regelgevende grondslag hiervoor teruggevonden worden. Compliancediensten weigeren deze praktijk te bevestigen, omwille van aanspakelijkheidsredenen en commerciële redenen. Daarvoor hebben we begrip. Niettemin stellen wij vast dat het bestaan van deze realiteit door de Vlaamse Belastingdienst wordt genegeerd.

Daarin zit natuurlijk de essentie van de discussie.

We maken de volgende vergelijking. Een broer erft 500.000 EUR op een Belgische rekening. Zijn zus erft 500.000 EUR op een Luxemburgse rekening. Beide betalen hun erfbelasting. De broer zal de gelden allicht zonder problemen verder kunnen gebruiken. Voor de zus is de situatie echter helemaal anders: zij zal nog eerst moeten regulariseren vooraleer zij iets met de gelden kan aanvangen. Hoewel dus theoretisch beiden hetzelfde hebben geërfd, blijkt dit in de praktijk niet zo te zijn. Beide rekeningen kunnen niet op hetzelfde bedrag gewaardeerd worden. In dergelijke omstandigheden blijven beweren dat de regularisatie louter vrijwillig is, is niet ernstig. Daarmee wordt ontkend dat de zon opkomt en ondergaat.

Vraag is natuurlijk hoe we die praktijk op een sluitende en onbetwistbare wijze kunnen aantonen. De schriftelijke eis van de bank tot regularisatie voorleggen aan de Vlaamse Belastingdienst volstaat alvast niet omdat het verplicht karakter van de regularisatie daar onvoldoende uit blijkt.

In de praktijk weten advocaten en andere praktizijnen dat in het geval van buitenlandse gelden, de erfgenamen verplicht zijn om over te gaan tot een regularisatie van deze gelden. Daarom een vriendelijk oproep aan collega’s en andere praktizijnen om ons te helpen in de bewijsgaring.

Wie kan ons helpen te bewijzen dat de zon opkomt en ondergaat?


Mots clés