
De subsidies en de investeringssteun aan bedrijven bedroegen ongeveer € 25 miljard in 2024, of 4% van het Belgische bbp. België besteedt 1,5% meer van het bbp aan deze subsidies dan zijn buurlanden. Dat lijkt veel maar het verschil betreft vooral uitgaven (in de nationale rekeningen geboekt als subsidies) die de hoge belastingdruk op arbeid compenseren. Twee derde van de subsidies zijn immers loonsubsidies, die door de overheid worden gerechtvaardigd als een middel om het concurrentievermogen te versterken, de werkgelegenheid van kwetsbare groepen te bevorderen en innovatie te stimuleren.
De belangrijkste voorbeelden van die loonsubsidies, die zowel op federaal als op regionaal niveau aanwezig zijn, zijn de gedeeltelijke niet-doorstorting van de bedrijfsvoorheffing (federaal) zoals deze voor nacht- en ploegenarbeid, de gerichte socialezekerheidsbijdrageverminderingen voor bepaalde doelgroepen (federaal en regionaal) zoals voor eerste aanwervingen, en de subsidies aan dienstenchequebedrijven (regionaal). Als er rekening wordt gehouden met de loonsubsidies, is de nettobelastingdruk op arbeid in België lager dan in Frankrijk en vergelijkbaar met die in Duitsland.
Daarnaast zijn er de subsidies aan overheidsbedrijven, zoals aan de NMBS en bpost (federaal) en afvalwatermaatschappijen (regionaal).
Er zijn ook subsidies die de overheidsfunctie van milieubescherming mee invullen, zoals de regionale subsidies voor zonnepanelen (aan huishoudens en bedrijven in hun hoedanigheid van elektriciteitsproducent) en de federale steun aan windmolenparken op zee. Verder zijn er ook subsidies die onderzoek en ontwikkeling stimuleren. Op het regionale niveau blijkt dat Vlaanderen relatief meer subsidies uitgeeft aan milieubescherming en gezondheidszorg, terwijl de focus in Wallonië en Brussel meer op activeringsbeleid ligt.
Deze studie bekijkt de subsidies aan ondernemingen en investeringstoelagen aan bedrijven zoals die worden gedefinieerd in de nationale rekeningen. Dit betekent dat overdrachten aan huishoudens, aan het buitenland en aan andere overheden hier buiten beschouwing worden gelaten. De definitie is dus preciezer dan in andere studies en rapporten over ‘subsidies’.
Bij elk van de individuele subsidies is het belangrijk om te evalueren of ze de beoogde beleidsdoelstelling bereiken en of dit op een efficiënte manier gebeurt. Zo kunnen structurele arbeidsmarkthervormingen die bedrijven competitiever maken en mensen aanzetten tot werk, bepaalde subsidies overbodig maken. Empirisch onderzoek wijst trouwens op gemengde resultaten inzake de effectiviteit en efficiëntie van loonsubsidies.
Recent hebben overheden bepaalde subsidies hervormd of afgeschaft, onder meer op basis van spending reviews. Om dergelijke evaluaties te kunnen doen, is een grotere transparantie over de subsidies en hun begunstigden nodig. Het Vlaams subsidieregister strekt daartoe als voorbeeld. De federale overheid engageerde zich in het bij Europa ingediende budgettair-structureel plan voor de middellange termijn tot een aantal ‘spending reviews’. Kritische evaluaties van het huidige subsidiebeleid moeten een onderdeel zijn van de gezondmaking van de overheidsfinanciën.